Zolang er landen, grenzen en belastingheffing op goederen bestaan, zolang bestaat het fenomeen smokkelen. Sinds de afscheiding van België van Nederland is er tussen beide landen veel gesmokkeld.

De rijk beboste omgeving tussen Goirle, Hilvarenbeek en Poppel (B), met haar vele veldweggetjes, waren in de vorige eeuw een gedroomd terrein voor smokkelaars. Smokkelen was een lucratieve sport, waaraan flink verdiend kon worden. Die handel in het grijze en zwarte circuit dreef volledig op prijsverschillen aan weerskanten van de grens.

Rond 1900 was zout de meest begeerde smokkelwaar uit België. Zout was in Nederland vanwege accijns meer dan twee keer zo duur als in België (toen zo’n 3 cent per kilo). Daarna was roomboter een bijzonder gewild artikel om naar België te smokkelen. Ook suiker en jenever waren smokkelwaar. Later werd overgegaan op vee.

Toen boter het meest winstgevende smokkelproduct in de geschiedenis werd ontspon zich in de grenstreek een nietsontziend gevecht tussen douane en smokkelaars. Een strijd die gevoerd werd met pantserwagens, kraaienpoten, wapens en wilde achtervolgingen.

Ondanks het geweld wordt de botersmokkel beschouwd als de meest romantische misdaad uit de Nederlandse geschiedenis. Zelf dachten de smokkelaars er ook zo over. Nooit hadden ze het gevoel dat ze iets crimineels deden. ‘Nee’, zeggen oud smokkelaars en douaniers eensgezind, ‘het was een groot spel, een spel dat gespeeld werd door joviale jongens. Een miljoenenspel.’ 

De douanebeambten hadden natuurlijk ook hun methoden om smokkelaars door de mand te laten vallen. Het was hen opgevallen dat fietsende vrouwen, die de grens over gingen, daarvan schenen af te vallen. Het geheim lag voor de hand. Deze dames droegen smokkelwaar onder hun kleding. De douane had een methode om daar achter te komen. De vrouwen werden vriendelijk doch dringend uitgenodigd om binnen bij een goed opgestookte kachel te wachten op de controle van hun papieren. Met als gevolg dat zij binnen de kortste keren letterlijk smolten bij de kachel. 

Tegenwoordig, jaren na de openstelling  van de grenzen merk je amper nog iets van de smokkelpraktijken van toen. Maar nog steeds ligt in de bossen tussen Goirle en Poppel smokkelwaar ingegraven die nooit meer teruggevonden is.

Na de Eerste Wereldoorlog bloeide de grenshandel op tijdens de Internationale schuldencrisis (1930-1939). Van deze periode zijn de meeste spectaculaire verhalen bewaard gebleven. Smokkelen werd zowel door daders als douaniers gezien als een sport, bedoeld om wat extra’s te verdienen, en niet als een criminele activiteit. In bezettingstijd werd smokkelen zelfs gezien als een verzetsdaad. 

Onder de smokkelaars bevonden zich net zoveel Belgen als Nederlanders. Grote smokkelploegen van 30 tot 40 mensen waren geen uitzondering. Vrouwen en meisjes liepen mee, gestoken in mannenkleding. 

De kleinschalige smokkel vond te voet of per fiets plaats. Vaak slopen de ‘pungelaers’, zoals de eerste smokkelaars werden genoemd, bij het vallen van de avond over zanddreven en door bosrijke gebieden stiekem de grens over. Daarbij hadden zij één gezamenlijke vijand: de commiezen ofwel douanebeambten.

Om de douane op een dwaalspoor te zetten trokken de smokkelaars smokkelklompen aan. Dit waren speciale klompen, die achterstevoren gedragen werden. De gemaakte afdrukken liepen daardoor in tegengestelde richting en zetten eventuele achtervolgers op een verkeerd spoor.
 
Vet goud 

Door het sterke prijsverschil en de importbelemmeringen in België zagen handige jongens in de grensstreek een mogelijkheid om met weinig risico en inspanning een fors salaris te verdienen. 

Toen boter het meest winstgevende smokkelproduct in de geschiedenis werd ontspon zich in de grenstreek een nietsontziend gevecht tussen douane en smokkelaars. Een strijd die gevoerd werd met pantserwagens, kraaienpoten, wapens en wilde achtervolgingen.

Ondanks het geweld wordt de botersmokkel beschouwd als de meest romantische misdaad uit de Nederlandse geschiedenis. Zelf dachten de smokkelaars er ook zo over. Nooit hadden ze het gevoel dat ze iets crimineels deden. ‘Nee’, zeggen oud smokkelaars en douaniers eensgezind, ‘het was een groot spel, een spel dat gespeeld werd door joviale jongens. Een miljoenenspel.’

De douanebeambten hadden natuurlijk ook hun methoden om smokkelaars door de mand te laten vallen. Het was hen opgevallen dat fietsende vrouwen, die de grens over gingen, daarvan schenen af te vallen. Het geheim lag voor de hand. Deze dames droegen smokkelwaar onder hun kleding. De douane had een methode om daar achter te komen. De vrouwen werden vriendelijk doch dringend uitgenodigd om binnen bij een goed opgestookte kachel te wachten op de controle van hun papieren. Met als gevolg dat zij binnen de kortste keren letterlijk smolten bij de kachel. 

Tegenwoordig, jaren na de openstelling  van de grenzen merk je amper nog iets van de smokkelpraktijken van toen. Maar nog steeds ligt in de bossen tussen Goirle en Poppel smokkelwaar ingegraven die nooit meer teruggevonden is.




SMOKKELAARSROUTE
Slider